Wat de leegte van mijn vakantie me leerde over geloven en loslaten
Drie weken vakantie, hoog in de bergen, en geen spoor van verlangen om te bidden of te lezen over God. Zelfs de Franse en Italiaanse kerkjes waar ik binnenliep lieten me koud. Er gebeurde niets. Het verlangen was weg. Ik was het zat.
Ik voel me vaak verantwoordelijk voor mijn relatie met God. Is dat niet bizar? Het hele idee is toch dat er aan zijn kant nooit iets verandert: onvoorwaardelijke liefde. Maar blijkbaar is voorwaardelijkheid natuurlijker. Grip hebben. Zeker weten dat ik er alles aan gedaan heb. De lijstjes afvinken: bidden, mediteren, Bijbel en geestelijke lectuur lezen.
Ook wat begint met verlangen, kan vroeg of laat omslaan in plicht.
Vroomheid, stijf als plankjes
Dat was wel even slikken. Waar was ik dan al die tijd mee bezig geweest? Hield ik mezelf voor de gek?
Niet per se. Er waren momenten van ontmoeting en diepe, helende ervaringen. Maar misschien gaat het altijd zo: praktijken dragen het verlangen tot ze het niet meer kunnen kanaliseren. Wat rest is vroomheid, stijf als plankjes. En die moet je dan loslaten, hoe goed ze ook waren.
De pelgrim moet door
Dat is het lot van de pelgrim. Je moet door. De weg van gisteren bracht je naar vandaag, maar dient je morgen niet meer.
Het gaat er niet om dat die verstijfde praktijken, gedachten, ideeën en beelden over God onjuist zijn. Ze zijn gewoon niet God. Ik denk dat Hij ze vroeg of laat eigenhandig in brand steekt. Niet om te plagen, maar om te vragen: geloof je in die gedachten en praktijken van jou, of is het je om Mij te doen?
Dan past een zwijgen. Want naast dat je er lang op moet kauwen, is het een vraag waarop je alleen kunt antwoorden met een houding.
En jij — wat bracht de leegte van jouw vakantie je dit jaar?